Artikelen

Tsunami: ik ruik nog steeds de dood

Ik heb de muur van water niet zien aan komen. Ik hoefde niet te rennen voor m’n leven. Heb niet aan een dakrand gehangen om te voorkomen dat acht kolkende golfstromen me zouden mee sleurden – viermaal landinwaarts, viermaal terug richting zee. 

Ik heb geen levens gered van mensen die onder water vast zaten. Bij de 5400 doden aan de westkust van Thailand – waarvan de helft buitenlandse toeristen – waren geen familieleden, vrienden of bekenden. 

Maar als ik 12,5 jaar na de grootste natuurramp in de recente geschiedenis – de Tsunami van Tweede Kerstdag 2004 – terug ben bij het strand van Patong op het Thaise toeristeneiland Phuket, ruik ik opnieuw de geur van de dood:

De penetrante lucht waarmee ik de laatste week van 2004 en de eerste van 2005 werd geconfronteerd. Toen ik met lijken sleepte. Toen ik families help bij het opsporen van dierbaren. En die me altijd is bijgebleven.

Het kan elk moment weer gebeuren. Zijn de Thai daar nu wel op voorbereid?

In juli 2017 geeft het Ministerie van Voorkoming Rampen toe dat op Phuket 11 van de 19 tsunami-meldtorens niet werken. 

Langs de hele kust is 80 procent van het alarmweringssystemen buiten werking. Tsunami-waarschuwingen van boeien in zee blijven daardoor uit of stuiten onderweg op een kink in de kabel.

Terug op drukste plek Patong

Ik loop net als toen langs de drukste plek van Patong, waar de roemruchte uitgaanstraat Bangla uit komt op de Taweewongsestraat die daar pal langs het strand loopt.

De wegen van alle soorten vaste en tijdelijke bewoners van Patong kruisen elkaar hier. 

Jonge toeristen met kinderwagens op zoek naar een familierestaurant. Stoere Australische gasten pronkend met ontblote bovenlijven vol tatoeages. Roodharige Britse tieners met roodverbrande neuzen. Oudere Amerikaanse echtparen zwetend wandelend langs souvenirwinkels. Thaise en Cambodjaanse hoertjes in korte rokjes haastig op weg naar hun bar. Tuktuk-chauffeurs met het hoofd hangend uit hun raampje roepend om klanten.

Lijkzakken langs het tropisch trand

Anderhalve dag na de ramp van tweede kerstdag 2004 was ik hier op weg naar de antiekwinkel van een telefonisch onbereikbare kennis in Soi Postoffice – de smalle doodlopende zijstraat van de strandweg. Het water moet er tussen twee lange gevelrijen met winkels, restaurants en hotelletjes letterlijk huizenhoog zijn gekomen.

Vlak voor me schieten drie mannen met – ik weet onmiddellijk wat het is – een witte lijkzak de weg over. Van het strand naar een kleine vrachtauto.

De Thai aan het hoofdeind gebaart met optrekkende kin en dwingende ogen dat hij hulp nodig heeft. Ik pak een rand van het dikke plastic beet en we zwaaien het onbekende slachtoffer naast drie zakken die al in de open laadbak liggen.

Bijna van zelfsprekend loop ik mee terug naar het strand, waar nog een zak ligt. Als we die optillen voel ik een been.

Onvoorstelbaar: 230.000 doden

Ik was in Bangkok toen langzaam maar zeker de onvoorstelbare omvang van de ramp rond de Indische Oceaan duidelijk werd, waarbij – zoals veel later officieel vastgesteld – in de 12 getroffen landen in totaal 230.000 doden vielen. Inclusief toeristen uit 47 andere landen, waaronder 36 Nederlanders en 11 Belgen.

Het oog van de wereld is direct na de tsunami vooral gericht op de alom bekende Thaise westkust – op Phang Na, Krabi, ‘James Bond-eiland’ Koh Phi Phi en met name de internationaal vermaarde badplaats Patong. 

In Patong is het hoog seizoen en vieren toeristen uit Europa, de VS, Australië, Rusland en China vakantie. Daar zijn mensen met dure videocamera’s, die de ellende vastleggen. De met honderden kilometer per uur aanrollende hoge golven. De schreeuwende strandgangers. De door de badplaats stromende bruine rivier van zand, balken, meubilair, stukken gevel, golfplaten daken, auto’s, bussen, boten.

Als ik op de Thaise tv de amateurbeelden zie van de ravage in Patong – waar ik vaker was geweest – besluit ik af te reizen. Om te zien of ik iets voor bekenden kon betekenen. Misschien ook om slachtoffers te interviewen uit de provincie van de regionale omroep waarvan ik hoofdredacteur was.

Maar nog geen twee uur na aankomst loop ik met lijken te sjouwen. Geen idee of het toeristen waren of Thai. Tot aan de laatste, de vierde zak. Daarvan valt het bovenste deel open en ik zie het ietwat opgezwollen gezicht van een jong Thais meisje.

Alle personeelsleden supermarkt verdrinken

Uit de loodrecht op het strand uitmondende smalle zijstraten in de buurt van het postkantoor slepen mensen met helmen puin, dat zich op de strandweg opstapelt. 

Niemand kan me vertellen of daar doden zijn gevonden. Wel dat even verder op aan de zuidelijke strandweg in Ocean Department Store al het personeel van de in de kelder gevestigde grote supermarkt is verdronken. Ze hadden de winkel voor die dag net geopend.

Vooral de buurt aan het zuidelijke deel van het strand is hard getroffen. Het water is er ver het land ingedrongen, tot voorbij de grens van de bebouwing, waar de buffels grazen.

In het noordelijk deel kwam het water niet verder dan twee blokken. Daar zijn het vooral de gebouwen langs het strand die zwaar zijn vernield. Het luxe Impiana Beach Ressort, waar ik eerder met Nederlandse vrienden verbleef, is nagenoeg verdwenen. Van de bungalows resten alleen de in beton gegoten badkuipen. Ze staan er bij als monumentjes.

Familie zoekt dagenlang naar vermisten

De hulpverlening groeit die week snel in professionaliteit en ik hoef geen lijkzakken meer te tillen. Ik zal ze nog wel zien. En ruiken. 

In het ziekenhuis, waar die dagen steeds meer mensen op zoek zijn naar familieleden en vrienden. Want er zijn dan alleen al in Thailand nog zo’n 1000 vermisten.

Eerst zijn het alleen overlevenden die naar het ziekenhuis komen, maar al snel arriveren mensen uit Europa, de VS en Australië. Als het goed is worden ze op het vliegveld opgevangen, maar vooral die eerste week gaan de meesten direct zelf op onderzoek uit.

Een muur vol doden

Bij het ziekenhuis zijn twee muren met foto’s. De eerste wordt beheerd door de autoriteiten, die er portretten ophangen van niet geïdentificeerde doden.

Maar ik kijk ik alleen op de wand met foto’s opgehangen door familieleden. Foto’s van mensen die vrolijk in de camera kijken. Recente vakantiefoto’s van hele gezinnen, waarvan de hoofden van een of twee leden wanhopig zijn omcirkeld. Je weet nooit, misschien heb ik ze gezien.

Iedereen spreekt iedereen aan. Weet je zeker dat je deze persoon niet hebt gezien? Waar kan ik nog meer zoeken? Hoe werkt het hier? Waar moet je je aanmelden?

Hier ben je een gewilde vraagbaak als je de weg kent, een beetje Thai spreekt en vooral ook de taal van de wanhopige mensen die je aanspreken.

Twee keer ben ik op verzoek met familie en vrienden mee gelopen naar de genummerde lijkzakken. Tweemaal was het niet de gezochte persoon. Beide keren was er opluchting. En tegelijkertijd wanhoop.

Mensen dwalen over straat

Ook op straat word ik aangesproken door mensen met foto’s in hun hand.

Een keer is het een nog vochtig Duits paspoort dat ik krijg voorgehouden. Heb je deze man gezien? Misschien nog voor de tsunami? Want we weten niet waar in Thailand hij precies was.

Dan een man met een foto van z’n dochtertje. Schrik niet van mijn gebit, zegt hij als hij zich introduceert – de voortanden zijn verbrijzeld toen de golf hem meesleurde en tegen de betonnen rand van een zwembad sloeg.

’s Avonds laat staat op straat opeens een bijna wezenloze wit weggetrokken vrouw voor me. Kapotte kleren, verwarde haren, verward verhaal. Waar ze heen moet, vraagt ze in het Engels. Ik houd een bijna volle tuktuk aan, betaal de chauffeur en geef hem de opdracht haar naar het ziekenhuis te brengen. 

In het hotel zie ik via de BBC de door mij gezochte antiekhandelaar geëmotioneerd vertellen hoe hij de ramp heeft overleefd.

Geesten gunstig stemmen met pizza

In de eerste week na de ramp doen wilde verhalen van tuktukrijders de ronde over de geesten van tsunamislachtoffers. Over witte buitenlanders – farang – die de wagentjes aanhouden, bij het chauffeursraampje onderhandelen over de prijs en achter instappen… maar als de chauffeur later achterom kijkt ziet hij niets.

Doden die niet direct door Thaise monniken worden gezegend, gaan spoken – daar zijn de meeste Thai van overtuigd. Dat geldt ook de buitenlandse slachtoffers die dood zijn, maar nog niet gevonden.

Thai brengen dagelijks offers om de geesten goed te stemmen. In de weken na de tsunami is dat een extra gecompliceerd ritueel. Want hoe stem je farang-geesten gunstig? Met farang-eten? Pen, eigenaresse van een hotel annex Thai-Italiaans restaurant, vertelt dat enkele buurtbewoners met dat doel bij haar pizzapunten halen.

Boosheid over eerste strandliggers

Een week na de ramp plaatsen westerse dagbladen foto’s van een grote groep monniken op het strand van Patong. Met gezang en meditatie eren ze de slachtoffers, melden de onderschriften ietwat naïef. De Thai weten beter. Het is eigen belang. De geesten wordt gevraagd de levenden niet lastig te vallen. 

Verschillen in beleving zijn er ook een dag later, als dagbladen overal ter wereld foto’s plaatsen van de eerste westerse toeristen die zich – na drie dagen – weer in badkleding op het strand begeven. Respectloos, aldus de onderschriften. Maar de Thai zijn er blij mee. Het spookt kennelijk niet meer en de toeristen doen weer dat wat toeristen horen te doen.

Het leven gaat door. Ook in de discotheken, de bars, de restaurants. Niks geen dag van nationale rouw en stille tocht.

De toeristen hebben afleiding nodig; Thaise ondernemers hun geld. Om de schade te herstellen. En om in de nabije toekomst te overleven, want voorlopig zullen nieuwe toeristen en dus inkomsten achterwege blijven.

Waarschuwingsborden stille herinneringmi

Het vissersdorp van weleer – 15 jaar geleden al flink uit z’n voegen gebarsten – is nu een vakantiestad die meer toeristen trekt dan ooit te voren.

Alleen de wit-blauwe verkeersborden die naar de heuvels wijzen, herinneren aan de ramp. Ze zijn na 2004 opgehangen – daarna deels weggeroest en soms als souvenir gestolen – en worden nu vervangen aan de vooravond van de 10-jarige herdenking.

Daar waar 15 jaar geleden nog de buffels graasden, zijn nieuwe resorts gebouwd. Elk stukje land langs het strand is volgebouwd. Inclusief de prachtige tropische tuin van Andaman Beach Ressort – bomen en bloemen brengen geen geld op.

De wat dorpse en soms wat amateuristische charme is verdwenen. De laagbouw ook. De eigenaren hebben de boomgrens – hoger mag niet worden gebouwd – opgezocht. Van twee verdiepingen hoge panden met winkels, restaurants, appartementenhotels, muziekclubs en massagesalons knippert de neonreclame.

Evacutieplan? We zijn volgeboekt!

Het luxe Impiana is in oude luister hersteld. De houten bungalows waar we ooit sliepen en die tien jaar geleden op de badkuipen na waren weggevaagd, staan er weer alsof ze nooit waren verdwenen.

Ik loop naar binnen en vraag de jongen bij de receptie of de gasten niet bang zijn voor een nieuwe tsunami. We zijn volgeboekt, zegt hij. 

Of er een evacuatieplan is, vraag ik. We zijn volgeboekt, zegt hij. 

Of er iemand anders is die er wat over kan zeggen? We zijn volgeboekt.

Ik spreek een echtpaar aan dat bij de receptie de kamersleutel komt halen. Of ze iets weten van een tsunami-rampenplan? Ze menen er wel iets over te hebben gelezen. ‘Maar we gaan ons nu eerst even opfrissen.’

Sommigen weigeren strand te verlaten

Het tsunami-waarschuwingssysteem in de Indische Oceaan – door de internationale gemeenschap eendrachtig gebouwd na 2004 – werkt echt, bleek twee jaar geleden.

Ook in Patong loeiden 11 april 2012 de sirenes na een aardbeving in zee, die uiteindelijke nauwelijks tot golven leidde, maar wel een goede oefening bleek.

Op strand riepen Thai naar verraste toeristen dat ze daar moesten vertrekken. Sommigen vertikten dat – blijkt uit evaluaties. Tsunami? Nooit van gehoord. Niets mee te maken. Ik heb vakantie.

In de meeste hotels aan het strand werden gasten uit het zwembad gehaald en verzocht richting heuvels te lopen. In hotels verderop moesten mensen naar de hoogste verdieping.

Maar op Tripadvisor zijn ook niet weersproken verhalen te lezen van hotelgasten die aan hun lot werden overgelaten. 

De stad zei niets over een evacuatie, aldus een kritische toerist. ‘Maar toen we de medewerkers met computers en al zagen vertrekken, wisten we dat er echt iets aan de hand was.’

Toch zeggen grote reisorganisaties als Thomas Cook en Tui tevreden te zijn met de manier waarop zowel Thai en toeristen in 2012 reageerden.

Geld tsunami-voorlichting op

Terug in Bangkok krijg ik een persbericht van het na 2004 opgerichte Trust Fund Tsunami. Destijds stopten landen er samen 13,7 miljoen dollar in, maar nu is het geld bijna op.

De voorzitter roep de internationale gemeenschap op opnieuw te investeren. De waarschuwingssysteem in de oceaan werkt, maar moet worden onderhouden.

Volgens haar is nu vooral geld nodig voor voorlichting. Ook van hotelpersoneel en toeristen. Mensen moeten weten wat ze moeten doen als de sirenes gaan.

‘We zijn blij u te informeren…’

Via het contactformulier op internet stuur een mail naar het Impiana hotel, stel me voor als voormalige en mogelijk toekomstige gast. Ik wil weten hoe het hotel gasten informeert en als het zover is evacueert. Ook ’s nachts.

Geen antwoord.

Twee dagen later stuur ik een mail met dezelfde vraag over hoe het hotel gasten informeert, waarschuwt en evacueert.

Weer twee dagen later volgt eindelijk het – helaas nietszeggende – antwoord: ‘We zijn blij u te informeren dat de waarschuwingssirene van de overheid vlak naast ons hotel staat.’

Het Ministerie van Voorkoming Rampen laat op 29 juli 2017 weten dat geen ongerustheid nodig is over de niet werkende tsunami-waarschuwingssystemen. ‘Voordat in december het toeristenseizoen begint moet alles weer werken. 

UPDATE DECEMBER 2020: Corona treft Phuket. Harder dan de Tsunami. De provincie telt in maart in verhouding de meeste besmettingen in Thailand. De uitbraak begint in bars in het roemruchte uitgaansstraat Bangla. De daarop volgende lockdown is er zwaar en lang. Verkeer tussen verschillende districten is niet meer mogelijk. Het vliegveld is gesloten. In oktober is naar schatting al 30% van de lokale toeristenindustrie failliet. Er waren plannen dat Phuket eerder dan de rest van het land open zou gaan voor Chinese toeristen. Maar daar is het, ook door angst onder de bevolking, niet van gekomen. Zie de interviews op deze site met Nederlandse en Belgische ondernemers op het eiland: Simone Reymenantsen Jim Ophorst.

 

Gratis journalistiek mogelijk maken? Klik hier voor meer info!

Volg ons op Facebook!